In 1988 ben ik de zolder gaan verbouwen. Om praktijkruimte te maken. Spannend het begin! En leuk: inventaris aanschaffen. Ik heb er zelfs mijn afstudeerprojekt van gemaakt.

Het eerste wat ik kocht was een tooie-set (www.tootieseurope.com). En al snel daarna de trampoline. Onmisbaar zijn ze. Ook kan ik niet zonder de Wayne Saccadic Fixatior. Ben inmiddels aan mijn derde exemplaar toe. Dit zijn forse investeringen. Maar alle kleine losse dingetjes opgeteld zijn ook niet mis: prisma's, vectogrammen, penlights, biopers met boekjes, rotor, ballen, matten, kasten vol. Veel kocht ik bij Optomatters.

En daarmee ben ik gaan spelen, oefenen, leren ervaren met iederen die hier kwam. En met de leerlingen van school.

Zo velen zijn hier inmiddels geweest, zo divers in leeftijd en hulpvraag.

In de beginjaren kwamen hier heel veel kinderen met wat toen MBD heette: een vangnetnaam voor allerlei raadselachtige verschijnselen waardoor het op school niet lekker liep. Of er moeilijkheden met opvoeden waren.  Het waren vooral achtjarige jongetjes: chaotisch, ongeconcentreerd, ongehoorzaam (wie kent ze niet?). Deze kinderen blijven bestaan,  maarhun diagnoses worden anders - lijsten lang met afkortingen. De problematiek krijgt een label en naar mijn idee wordt het daarmee niet aangepakt. Ik gun deze kinderen zo dat ze mogen doubleren en in zo'n jaar ontwikkelen wat is achter gebleven. Of langer in groep 1 en 2 mogen zitten. Wat deze kinderen gemeen hebben is dat zij een verstoorde ontwikkeling hebben in het visuele systeem. Daar valt ook de motoriek en lateralisatie onder. Daar moet je tijd voor nemen, dat moet je oefenen.

Naast deze hele grote groep kwamen hier volwassenen die geen bril wilden dragen of minder sterke glazen er in. Tegenwoording zijn daar andere mogelijkheden voor, zoals laseren en contalktlenzen.

Door de jaren heen veranderde mijn werk: de ene groep zag ik wat minder en een andere groep groeide. Zo'n groep is nu de volwassenen met klachten als: niet met de leesbril om kunnen gaan, pleinvrees en andere angsten, burn-out of chronische vermoeidheid.

Deze klachten hebben veelal als basis dat de convergentie niet goed is, en waarschijnlijk nooit is geweest. Ook hier dus een (jarenlang gecompenseerd) ontwikkelingsprobleem.

Een groep die eigenlijk konstant is gebleven (ze worden meestal in het ziekenhuis behandeld) zijn de strabisten en amblyopen. Het heet ook wel scheelzienden en lui-ogigen. We hebben een afwijkende visie daarop en daardoor een alternatief voor de aanpak in het ziekenhuis.

1999 heb ik syntonics in de praktijk geintroduceerd. Syntonics (www.syntonicphototherapy.com) werkt op het autonome zenuwstelsel en geeft een balans in het sympatische en parasympatische systeem. Hierdoor kan je veel dieper op de oorzaak van de problemen werken en loop je sneller door de training heen. Veel meer succes op deze manier.

De werkwijze is altijd: eerst laten meten door de optoloog of andere optometrist die de 21 puntentest afneemt. Daaruit volgt het advies: bril, lenzen, of trainen. In het geval van trainen komen de mensen hier. Na het overdrachtgesprek maak ik een plan. En gaan we beginnen. Ik vind het belangrijk vooraf het plan met elkaar door te nemen, zodat je weet wat er van je verwacht wordt. En dan wordt na een bepaalde tijd weer getest hoe de veranderingen zijn. En volgt er eventueel weer een vervolgtraining.

Op www.optologie.nl kan je alles over dit vak lezen.